Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt het [69]verbond Uws knechts te niet gedaan; [70]Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde. 69. Te weten, het verbond, hetwelk Gij met uwen knecht, den koning, gemaakt hebt. 70. Dat is, Gij hebt zijn kroon op de aarde nedergeworpen en vertreden als een ongeacht ding. Hij spreekt ven de kroon van het koninkrijk Juda, welke David eertijds gehad en gedragen heeft. Zie de aantekening bij Ex.29:6.